top of page

Waarom we te vaak ‘Nee’ zeggen – En hoe het anders kan

Bijgewerkt op: 20 feb

Als ouders willen we het beste voor onze kinderen. We willen hen beschermen, begeleiden en opvoeden tot zelfstandige, gelukkige volwassenen. Maar in die dagelijkse opvoeding betrap je jezelf vast weleens op hoe vaak je het woord "nee" gebruikt. "Nee, niet rennen in huis!" "Nee, geen snoep voor het eten!" "Nee, je mag niet op de bank springen!" Het is bijna een automatisme, een reflex om grenzen aan te geven en orde te bewaren. Maar wat als we dat "nee" anders zouden kunnen brengen, zonder dat we onze grenzen verliezen?


Het probleem met het veelvuldig gebruik van "nee" is dat het voor kinderen al snel een negatieve



lading krijgt. Ze horen het zo vaak dat het soms zijn kracht verliest of juist leidt tot frustratie en verzet. Wanneer een kind vaak "nee" te horen krijgt, kan dat zijn gevoel van autonomie aantasten. Bovendien kan het ervoor zorgen dat ze minder goed leren om zelf keuzes te maken en alternatieven te zoeken.


Dat betekent niet dat we alle regels moeten laten varen of overal "ja" op moeten zeggen. Grenzen zijn belangrijk, maar hoe we ze overbrengen kan een groot verschil maken. In plaats van "nee" te zeggen, kunnen we bijvoorbeeld kiezen voor een alternatieve formulering. "Je mag niet rennen in huis" kan veranderen in "Laten we buiten een wedstrijdje doen!" of "Binnen lopen we, zodat we niks omstoten." Dit geeft niet alleen een grens aan, maar biedt ook een positief alternatief.


Daarnaast helpt het om uit te leggen waarom iets niet mag. In plaats van simpelweg "nee" te zeggen tegen een snoepje voor het eten, kun je zeggen: "Als je nu snoept, heb je straks geen trek meer in je avondeten. Wil je na het eten een lekker stukje fruit of iets anders lekkers?" Hierdoor voelt een kind zich begrepen en krijgt het een gevoel van keuzevrijheid binnen de gestelde regels.




Ook het gebruik van humor en speelsheid kan helpen. Kinderen reageren vaak beter op een luchtige benadering dan op een autoritaire "nee". Stel dat je kind met modderhanden de bank op wil klimmen, dan kun je lachend zeggen: "Oei, die handen lijken wel van een moddermonster! Laten we ze snel wassen voor ze de bank op eten!" Dit maakt de situatie minder beladen en verhoogt de kans op samenwerking.


Door ons taalgebruik te veranderen en creatiever om te gaan met grenzen stellen, geven we kinderen niet alleen duidelijke richtlijnen, maar ook ruimte om zelf te leren nadenken en verantwoordelijkheid te nemen. Het vraagt oefening, geduld en bewustwording, maar de beloning is groot: minder strijd, meer begrip en een positievere sfeer in huis. Soms is het dus de kunst om niet minder grenzen te stellen, maar om die grenzen op een andere, meer verbindende manier te communiceren.

Comments


bottom of page